• cre·ool
  • van Frans créole, in de betekenis van ‘iem. van gemengd bloed’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord creool creolen
verkleinwoord creooltje creooltjes

de creoolm

  1. in Latijns-Amerika geboren nazaten van een samensmelting van Afrikaanse slaven en mestiezen (Spaans en Indiaanse vermenging)
  2. (kleding) grote oorring
90 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]