coupé
- cou·pé
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘treincompartiment’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coupé | coupés |
verkleinwoord | coupeetje | coupeetjes |
de coupé m
- (spoorwegen) een gedeelte van een treinrijtuig begrensd door een deur
- Het verhaal "De meisjes van de suikerwerkfabriek" geschreven door Tessa de Loo speelt zich af in de laatste coupé van een forensentrein.
- een aan de achterzijde naar beneden aflopende sportieve carrosserievorm voor een auto waarbij het bestuurdersgedeelte/passagiersgedeelte slechts door 2 of 3 deuren te betreden is.
1.
- Het woord coupé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "coupé" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "coupé" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ coupé op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
coupé
- voltooid deelwoord (participe passé) van couper