• rook·cou·pé
enkelvoud meervoud
naamwoord rookcoupé rookcoupés
verkleinwoord

de rookcoupém

  1. (verouderd) deel van een wagon van een trein waarin men mag roken
    • Mijn vader ontdekte mijn schuilplaats voor mijn sigaretten in het gangetje achter het huis. Hij zei niets, maar draaide enkele dagen achter elkaar alle sigaretten om in mijn pakje, het filter dus naar beneden. Ik wist genoeg. Ik wist dat de smoesjes 'maar ik zat in de rookcoupé naar school'niet meer verkocht konden worden.[2] 
    • Terwijl in de rest van Nederland rokers sinds 1 januari wordt verboden ook maar iets op te steken in de trein, wordt hen in de trein van Amsterdam naar Berlijn geen strobreed in de weg gelegd. Om de andere coupé is er een ouderwetse `rookcoupé waar gisteren gewoon nog lekker werd gerookt. De trein stopte in Amersfoort, Deventer en Hengelo. En er geldt geen toeslag op dit traject.[3] 
98 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf JESSICA BOZELIE 02 jan. 2017
  3. NRC Dennis Mensink 16 januari 2004
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be