Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trein·cou·pé
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treincoupé treincoupés
verkleinwoord treincoupeetje treincoupeetjes

Zelfstandig naamwoord

de treincoupém

  1. (spoorwegen) een coupé in een trein.
     Er waren duidelijke redenen voor dat hij deze korte discussie in een treincoupé tussen Katrineholm en Skôvde nooit vergeten was. Het was de eerste keer dat hij voor zichzelf moest erkennen dat hij kansloos verslagen was in een discussie. Of meer nog — ze had hem ervan overtuigd dat hij ronduit fout zat.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149