congruent
- con·gru·ent
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overeenstemmend’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
- afgeleid van het Latijnse gruere (bijeenkomen) met het voorvoegsel con- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | congruent | congruenter | congruentst |
verbogen | congruente | congruentere | congruentste |
partitief | congruents | congruenters | - |
congruent [3]
- overeenstemmend
- (wiskunde) gelijk en gelijkvormig
- Het woord congruent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "congruent" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "congruent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ congruent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be