componist
- com·po·nist
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘schepper van muziekstukken’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
- Afgeleid van componeren met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | componist | componisten |
verkleinwoord | componistje | componistjes |
de componist m
- (muziek) (beroep) iemand die muziekstukken schrijft
1. iemand die muziekstukken schrijft
- Het woord componist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "componist" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "componist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ componist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be