• com·pli·ance
  • Leenwoord uit Engels compliance, afgeleid van het Engelse werkwoord comply, (met het voorvoegsel com- met het achtervoegsel -ance).
  • Oorspronkelijk uitsluitend in Engelstalig jargon uit de bankensector (o.m. compliance officer toezichthouder, contract compliance “naleving van de regels en bepalingen overeenkomstig de schriftelijk afspraak”), in zwang geraakt na de financiële bankencrisis van 2008.
enkelvoud meervoud
naamwoord compliance -
verkleinwoord - -

de compliancem

  1. het naleven van geldende gedragsregels, wet- en regelgeving binnen een organisatie, ('volgzaamheid')


  • Afgeleid van het werkwoord comply met het achtervoegsel -ance.

compliance

  1. naleving
  2. volgzaamheid
  3. (werktuigbouwkunde) de rek, speling van een structuur
  4. (medisch) de mate van de getrouwe inname van de medicijnen door de patiënt
  5. (bedrijf) de afdeling toezicht en naleving van een bedrijf