commuteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van commuteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | commuteren | te commuteren | ||||||
toekomend | zullen commuteren | te zullen commuteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecommuteerd | te hebben gecommuteerd | ||||||
toekomend | gecommuteerd zullen hebben | gecommuteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
commuterend | gecommuteerd | ev. commuteer |
mv. verouderd commuteert |
commutere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | commuteer | commuteert | commuteert | commuteert | commuteert | commuteren | commuteren | commuteren | |
verleden (o.v.t.) | commuteerde | commuteerde | commuteerde | commuteerde | commuteerde | commuteerden | commuteerden | commuteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal commuteren | zult/zal commuteren | zult/zal commuteren | zult commuteren | zal commuteren | zullen commuteren | zullen commuteren | zullen commuteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou commuteren | zou commuteren | zou(dt) commuteren | zoudt commuteren | zou commuteren | zouden commuteren | zouden commuteren | zouden commuteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecommuteerd | hebt gecommuteerd | hebt/heeft gecommuteerd | hebt gecommuteerd | heeft gecommuteerd | hebben gecommuteerd | hebben gecommuteerd | hebben gecommuteerd | |
verleden (v.v.t.) | had gecommuteerd | had gecommuteerd | had gecommuteerd | hadt gecommuteerd | had gecommuteerd | hadden gecommuteerd | hadden gecommuteerd | hadden gecommuteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecommuteerd hebben | zal/zult gecommuteerd hebben | zult/zal gecommuteerd hebben | zult gecommuteerd hebben | zal gecommuteerd hebben | zullen gecommuteerd hebben | zullen gecommuteerd hebben | zullen gecommuteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecommuteerd hebben | zou gecommuteerd hebben | zou/zoudt gecommuteerd hebben | zoudt gecommuteerd hebben | zou gecommuteerd hebben | zouden gecommuteerd hebben | zouden gecommuteerd hebben | zouden gecommuteerd hebben |