Een combinatietang
  • com·bi·na·tie·tang
enkelvoud meervoud
naamwoord combinatietang combinatietangen
verkleinwoord combinatietangetje combinatietangetjes

de combinatietangv / m

  1. (gereedschap) werktuig waarmee je zowel op verschillende manieren kan vastknijpen als afknippen
    • Geef mij die combinatietang eens aan. 
     Heb je nog wat geld, koop er dan meteen een zijkniptang bij, om draad door te knippen. Dat gaat óók met een combinatietang, maar een gevorderde klusser knipt nóóit met een combinatietang.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Warna Oosterbaan
    “Klussen is niet eng (zeker niet na deze tips)” (16 juni 2017) op nrc.nl