• ci·ce·ro
enkelvoud meervoud
naamwoord cicero cicero's
verkleinwoord - -

de cicerov / m

  1. (typografie) typografische eenheid voor een drukletter van 12 punten hoog
      Dit berust op een éénheidsmaat, één punt (0,376 mM of 0,000376 M.!), waarvan één twaalftal, augustijn of cicero geheten, de standaardmaat werd. Alle grootten van letters kunnen dus uitgedrukt worden in punten en in augustijnen en cicero's, voorzoverre deze benaambare gedeelten of veelvouden hiervan zijn.[3]
66 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. cicero op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Charles Nypels
    “Blad, boek en band.” (1941), Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, p. 53
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be