augustijn
- au·gus·tijn
- eponiem: van Latijn Augustinus "van de gewijde, behorend aan de verhevene", de kerkvader Sint-Augustinus
- [1] in de betekenis van ‘monnik van de orde van Sint-Augustinus’ voor het eerst aangetroffen in 1523 [1][2]
- [2] een verwijzing naar het lettertype gebruikt voor de vroegste gedrukte uitgaven van De civitate Dei , een bekend werk van Sint-Augustinus [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | augustijn | augustijnen |
verkleinwoord | - | - |
- (religie) kloosterling van een naar St.-Augustinus genoemde orde
- (typografische maateenheid:) twaalfpuntsletter
- Het woord augustijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "augustijn" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 augustijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "augustijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be