Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kloos·ter·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kloosterling kloosterlingen
verkleinwoord kloosterlingetje kloosterlingetjes

Zelfstandig naamwoord

de kloosterlingm

  1. (beroep) (religie) iemand die gekozen heeft voor het leven in een klooster
    • De kloosterlingen namen deel aan de sext. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be