chronometreren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van chronometreren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		chronometreren			te chronometreren
	toekomend		zullen chronometreren			te zullen chronometreren
voltooid	tegenwoordig		hebben gechronometreerd			te hebben gechronometreerd
	toekomend		gechronometreerd zullen hebben			gechronometreerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	chronometrerend		gechronometreerd			ev. chronometreer	mv. verouderd chronometreert	chronometrere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	chronometreer	chronometreert	chronometreert	chronometreert	chronometreert	chronometreren	chronometreren	chronometreren
verleden (o.v.t.)	chronometreerde	chronometreerde	chronometreerde	chronometreerde	chronometreerde	chronometreerden	chronometreerden	chronometreerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal chronometreren	zult/zal chronometreren	zult/zal chronometreren	zult chronometreren	zal chronometreren	zullen chronometreren	zullen chronometreren	zullen chronometreren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou chronometreren	zou chronometreren	zou(dt) chronometreren	zoudt chronometreren	zou chronometreren	zouden chronometreren	zouden chronometreren	zouden chronometreren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gechronometreerd	hebt gechronometreerd	hebt/heeft gechronometreerd	hebt gechronometreerd	heeft gechronometreerd	hebben gechronometreerd	hebben gechronometreerd	hebben gechronometreerd
verleden (v.v.t.)	had gechronometreerd	had gechronometreerd	had gechronometreerd	hadt gechronometreerd	had gechronometreerd	hadden gechronometreerd	hadden gechronometreerd	hadden gechronometreerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gechronometreerd hebben	zal/zult gechronometreerd hebben	zult/zal gechronometreerd hebben	zult gechronometreerd hebben	zal gechronometreerd hebben	zullen gechronometreerd hebben	zullen gechronometreerd hebben	zullen gechronometreerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gechronometreerd hebben	zou gechronometreerd hebben	zou/zoudt gechronometreerd hebben	zoudt gechronometreerd hebben	zou gechronometreerd hebben	zouden gechronometreerd hebben	zouden gechronometreerd hebben	zouden gechronometreerd hebben