1. Spaanse mousserende wijn
  • ca·va
  • van Spaans cava "grot, kelder", omdat die koele ruimtes vroeger werden gebruikt voor het laten rijpen van de wijn; naam in 1970 officieel ingevoerd om deze wijn te onderscheiden van champagne uit Frankrijk
enkelvoud meervoud
naamwoord cava cava's
verkleinwoord cavaatje cavaatjes

de cavam

  1. (drinken) Spaanse mousserende wijn, vooral geproduceerd ten zuidwesten van Barcelona
    • Elk zichzelf respecterend restaurant biedt vandaag een Spaanse cava, een witte of rode rioja, een majestueuze priorato of een krachtige ribera del duero aan. [1]
63 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]


  • Uit Proto-Italisch *kawa- v, afgeleid van bijvoeglijk *kawo- < Proto-Indo-Europees *ḱowH1o- 'hol'. [1]

cava v

  1. holte, gat
Catalaans: cava v '(wijn)kelder'
Frans: cave 1. v 'wijnkelder', 2. 'hol, gezonken'
Italiaans: cava v '(wijn)kelder', cavo m, cava v
Spaans: cava v '(wijn)kelder', cavo m, cava v


  • ca·va
enkelvoud meervoud
cava cavas

cava m

  1. (drinken) cava
vervoeging van
cavar

cava

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cavar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cavar
  1. Michiel de Vaan. 2008. Etymological Dictionary of Latinand the other Italic Languages Leiden - Boston, Brill Publishers: p. 101.