camion
Niet te verwarren met: camión |
- ca·mi·on
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrachtwagen’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
- Ontleend aan het Franse camion.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | camion | camions |
verkleinwoord | camionnetje | camionnetjes |
de camion m
- (informeel) (verkeer), (België) een wagen voor goederenvervoer
- Jefke reed met zijn camion met bier langs de verschillende cafés.
- Het woord camion staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "camion" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "camion" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ca·mion
- Een Normandisch-Picardische vorm van onbekende oorsprong, mogelijk te verbinden met chemin ("weg").
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
camion | le camion | camions | les camions |
camion m
(informeel) beau comme un camion
- niet erg mooi
tombé d'un camion
- gestolen
- IPA: /ˈkamjon/
- ca·mi·on
- Ontleend aan het Franse camion.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
camion | camion |
camion m
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief en accusatief | camion | camioane |
lidwoordsvorm | camionul | camioanele |
datief en genitief | camion | camioane |
vocatief | - | - |
- Ontleend aan het Franse camion.
camion o