Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • truck
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vrachtwagen’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1]
  • Leenwoord uit het Engels. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord truck trucks
verkleinwoord truckje truckjes

Zelfstandig naamwoord

de truckm

  1. (verkeer) vrachtauto waarvan de aanhangwagen op een draaibaar onderstel zit
  2. (verkeer) het zelfrijdende deel van een vrachtwagen-opleggercombinatie
  3. (verkeer) open vrachtwagen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen