buurvrouw
- buur·vrouw
- samenstelling van buur en vrouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buurvrouw | buurvrouwen |
verkleinwoord | buurvrouwtje | buurvrouwtjes |
de buurvrouw v
- vrouw woonachtig in het belendende huis
- De buurvrouw kwam even koffiedrinken.
1. vrouw woonachtig in het belendende huis
- Het woord buurvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buurvrouw" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
buurvrouw
- buurvrouw; vrouw woonachtig in het belendende huis
buurvrouw
- buurvrouw; vrouw woonachtig in het belendende huis