Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·buur·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenbuurvrouw bovenbuurvrouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bovenbuurvrouwv

  1. vrouw die in een woning woont die boven de eigen woning is gelegen
     Volgens de aanklager was Melanie Jane Smith (42) boos dat haar buurvrouw Lee-Anna Shiers (20) de kinderwagen altijd in de algemene ruimte liet staan. Tijdens een dronken bui zette Smith op de begane grond het karretje in brand. Het vuur sloeg snel over naar de verdieping van de bovenbuurvrouw.[1]
     Tom Stilwell uit Brighton is voor een werkvakantie in Nieuw-Zeeland en was zaterdagavond gaan stappen met vrienden. Toen hij, enigszins beschonken, terugkwam bij zijn appartement in Auckland kwam hij erachter dat de sleutel nog binnen lag. Hij ging naar zijn bovenbuurvrouw om via haar balkon naar zijn eigen balkon te klimmen, maar viel naar beneden.[2]
     Een 40-jarige man uit Breukelen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor de moord op zijn slechthorende en gehandicapte bovenbuurvrouw. De rechter in Utrecht achtte bewezen dat hij haar met een hamer heeft doodgeslagen.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “5 doden bij ruzie om kinderwagen” (Woensdag 10 april 2013, 17:36), NOS
  2.   Weblink bron “Man overleeft val van 14 hoog” (Maandag 17 juni 2013, 04:30), NOS
  3.   Weblink bron “Twaalf jaar voor moord op buurvrouw” (Maandag 17 oktober 2011, 14:32), NOS