achterbuurvrouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ach·ter·buur·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van achter bw en buurvrouw zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbuurvrouw | achterbuurvrouwen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de achterbuurvrouw v
- vrouw die in een huis woont waarvan het perceel grenst aan de achterzijde van het eigen perceel
- ▸ Uit het politieonderzoek bleek bovendien dat Van der K. in zijn woning een beveiligingscamera had staan. Die was niet gericht op zijn bezittingen, maar op het slaapkamerraam van een achterbuurvrouw.[1]
- ▸ Een achterbuurvrouw werd wakker van geschreeuw. "Toen ik buiten kwam zag ik de ouders op het dak van de serre staan. Mijn man heeft een ladder gepakt en ze eraf gehaald."[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord achterbuurvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Wim Kopinga“Drie jaar cel geëist tegen VVD-kandidaat voor hacken naaktfoto's BN'ers” (03-12-2019), NOS
- ↑ Weblink bron “Gezin naar ziekenhuis na woningbrand in Schijndel” (14-10-2020), NOS