achterbuurman
- ach·ter·buur·man
- samenstelling van achter en buurman zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbuurman | achterbuurmannen achterbuurlieden achterbuurlui |
verkleinwoord |
de achterbuurman m
- de buur die met de achtertuin aan de eigen tuin grenst
- ▸ `Dat is een vrijbiljet voor een gedelegeerdenwagon,'zei de achterbuurman van Antonina Aleksandrovna, die over haar schouder het stempel op de pas had ontcijferd.[1]
- ▸ De gebeurtenis heeft volgens Jeuring, achterbuurman van het getroffen gezin, een gigantische impact gehad in de buurt. "Dat blijkt al uit de hoeveelheid bloemen bij het huis. Met Oud en Nieuw was het ook veel rustiger dan andere jaren, mensen bleven binnen."[2]
- Het woord achterbuurman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron Randy Beaumont“Inzamelingsactie fatale brand Emmen: 'Lijkt wel alsof hele land meeleeft'” (03-01-2018), NOS