buitenpesten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van buitenpesten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | buitenpesten | buiten te pesten | ||||||
toekomend | zullen buitenpesten buiten zullen pesten |
te zullen buitenpesten buiten te zullen pesten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | buitengepest | te buitengepest | ||||||
toekomend | buitengepest zullen | buitengepest te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
buitenpestend | buitengepest | ev. pest buiten |
mv. verouderd pest buiten |
peste buiten (bijzin) buitenpeste | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | pest buiten | pest buiten | pest buiten | pest buiten | pest buiten | pesten buiten | pesten buiten | pesten buiten | |
verleden (o.v.t.) | pestte buiten | pestte buiten | pestte buiten | pestte buiten | pestte buiten | pestten buiten | pestten buiten | pestten buiten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenpesten | zult/zal buitenpesten | zult/zal buitenpesten | zult buitenpesten | zal buitenpesten | zullen buitenpesten | zullen buitenpesten | zullen buitenpesten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenpesten | zou buitenpesten | zou(dt) buitenpesten | zoudt buitenpesten | zou buitenpesten | zouden buitenpesten | zouden buitenpesten | zouden buitenpesten | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | buitenpest | buitenpest | buitenpest | buitenpest | buitenpest | buitenpesten | buitenpesten | buitenpesten | |
verleden (o.v.t.) | buitenpestte | buitenpestte | buitenpestte | buitenpestte | buitenpestte | buitenpestten | buitenpestten | buitenpestten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal buitenpesten buiten zal pesten |
zult/zal buitenpesten buiten zult/zal pesten |
zult/zal buitenpesten buiten zult/zal pesten |
zult buitenpesten buiten zult pesten |
zal buitenpesten buiten zal pesten |
zullen buitenpesten buiten zullen pesten |
zullen buitenpesten buiten zullen pesten |
zullen buitenpesten buiten zullen pesten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou buitenpesten buiten zou pesten |
zou buitenpesten buiten zou pesten |
zou(dt) buitenpesten buiten zou(dt) pesten |
zoudt buitenpesten buiten zoudt pesten |
zou buitenpesten buiten zou pesten |
zouden buitenpesten buiten zouden pesten |
zouden buitenpesten buiten zouden pesten |
zouden buitenpesten buiten zouden pesten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |