buitenlander
- Geluid: buitenlander (hulp, bestand)
- IPA: /ˈbœytə(n)lɑndər/
- bui·ten·lan·der
- Afgeleid van buitenland met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenlander | buitenlanders |
verkleinwoord | buitenlandertje | buitenlandertjes |
de buitenlander m
- iemand die in het buitenland woont, of iemand afkomstig uit het buitenland
- - Zowel Belgen als buitenlanders moeten straks tolgeld betalen op de grote doorgaande wegen in Vlaanderen.
- - Je wordt wel steeds met de neus op het feit gedrukt dat je buitenlander bent. [1]
1. iemand die in het buitenland woont, of iemand afkomstig uit het buitenland
- Het woord buitenlander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buitenlander" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Kleuren in de spiegel
Door Miep Kramer
Uitgegeven door Assen : Van Gorcum, 1996 ISBN 9789023230465 - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be