buikpijn
- Geluid: buikpijn (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbœykpɛin / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈbœʏ̯k.pɛɪ̯n/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbœːk.pɛːn/
- (Limburg): /ˈbœːk.pɛɪ̯n/
- buik·pijn
- samenstelling van buik en pijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buikpijn | buikpijnen |
verkleinwoord | buikpijntje | buikpijntjes |
- (medisch) pijn in de buik
- ▸ Ik had al dagen geen fatsoenlijke maaltijd gegeten en had buikpijn van de honger.[1]
1. pijn in de buik
- Het woord buikpijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buikpijn" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be