bugel
- Geluid: bugel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbyɣəl / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈby.χəɫ/
- (Limburg): /ˈbyː.ɣəl/
- bu·gel
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘blaasinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bugel | bugels |
verkleinwoord | bugeltje | bugeltjes |
de bugel m
- (muziekinstrument) een koperen blaasinstrument in Bes of Es of sporadisch ook wel C met drie ventielen, dat een belangrijk instrument is in fanfare-orkesten
- Mireille speelde een prachtige solo op haar bugel.
1. een koperen blaaasinstrument.
- Het woord bugel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bugel" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bugel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be