brut
- brut
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘droog (van champagne)’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- Frans brut "ruw, onbewerkt"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brut | bruts |
verkleinwoord | - | - |
de brut m
- (oenologie) soort champagne die maar één keer gegist heeft met een minimale toevoeging van suiker of zoetmiddel
- Het meest bekend is de "brut zonder jaartal", die helder en licht is en goed past bij het aperitief en het voorgerecht. [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | brut |
verbogen | - |
- (oenologie) smaak van mousserende wijn die het tegendeel van zoet is, absoluut droog
- De zoetheid van deze likeur bepaalt of de wijn brut (echt droog), sec (droog) of demi-sec (zoetig) zal zijn. [3]
- Het woord brut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brut" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "brut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ "Champagne, de belletjesdrank voor oud en nieuw" in: Amigoe jrg. 99 nr. 297 (29 december 1982); p. 13 (Ñapa 3) kol. 7; geraadpleegd 2015-12-23
- ↑ "De Alternatieve Knal" in: Het vrije volk jrg. 39 nr. 11212 (29 december 1983); p. 5 kol. 6; geraadpleegd 2015-12-23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
brut
- ruw, onbewerkt
- (oenologie) maar één keer gegist
- Afgeleid van het Middelhoogduitse brōt
brut