bronzeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bronzeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bronzeren			te bronzeren
	toekomend		zullen bronzeren			te zullen bronzeren
voltooid	tegenwoordig		gebronzeerd			te gebronzeerd
	toekomend		gebronzeerd zullen			gebronzeerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bronzerend		gebronzeerd			ev. bronzeer	mv. verouderd bronzeert	bronzere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bronzeer	bronzeert	bronzeert	bronzeert	bronzeert	bronzeren	bronzeren	bronzeren
verleden (o.v.t.)	bronzeerde	bronzeerde	bronzeerde	bronzeerde	bronzeerde	bronzeerden	bronzeerden	bronzeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal bronzeren	zult/zal bronzeren	zult/zal bronzeren	zult bronzeren	zal bronzeren	zullen bronzeren	zullen bronzeren	zullen bronzeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bronzeren	zou bronzeren	zou(dt) bronzeren	zoudt bronzeren	zou bronzeren	zouden bronzeren	zouden bronzeren	zouden bronzeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij