broccoli
- broc·co·li
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘Italiaanse bloemkool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broccoli | broccoli's |
verkleinwoord | - | - |
de broccoli m
- (bloemplanten) een plantenvariëteit Brassica oleracea convar. botrytis var. italica die verwant is aan bloemkool
- (groente) de nog gesloten bloemknoppen van deze plant die als groente worden gegeten. Van de groenten bevat broccoli de meeste glucosinolaten die mogelijk een werking tegen kanker zouden kunnen hebben
- In alle voortvarendheid vergeten ze één ding: broccoli is vies. Van alle groenten houd ik, behalve van deze. [2]
- „Je hebt zo’n acht broccolitelers in Nederland, maar toch zie ik in de winkel bijna alleen maar Spaanse broccoli. Ik kan vlees kopen in de supermarkt waarvan ik geen idee heb waar het vandaan komt en hoe het gemaakt wordt.”[3]
1. groente
- Het woord broccoli staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broccoli" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] broccoli op Wikidata
- ↑ "broccoli" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Thijssen, J.Muf? Ja, dat zijn dus die gezonde stoffen (24 mei 2014) op website: trouw.nl; geraadpleegd 2019-05-12
- ↑ Bram Endedijk NRC 9 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
broccoli | broccoli broccolis |
broccoli
broccoli m
broccoli g