1. bloedrood
  • bloed·rood
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bloedrood bloedroder bloedroodst
verbogen bloedrode bloedrodere bloedroodste
partitief bloedroods bloedroders -

bloedrood

  1. (kleur) rood als de kleur van bloed
     De kleding overgeleverd op de stijve foto’s uit die eeuw heeft hier kleur, lichtblauw en donkerrood, roestbruin en bloedrood, verenigd in lieflijke en woeste patronen.[3]
     Na een tijdje stond ze op en keek ze in de spiegel, maar daar werd ze ook niet bepaald opgewekter van. Haar ogen waren bloedrood.[4]
  2. heel erg rood, vaak gebruikt in een meer figuurlijke betekenis
     Nadat de beurzen alsnog een bescheiden eindejaarsrally lieten zien, waren de eerste dagen van januari alweer bloedrood.[5]
     Helwitte vlakken en zwarte schaduwen wisselen elkaar af op het toneel. De kleding van de acteurs is diep paars, groen of geel. Lippen zijn bloedrood, oranje is de haardos van Dafoe.[6]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. "bloedrood" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3.   Weblink bron
    Bianca Stigter
    “Lapjes stof die hele werelden oproepen voor wie er niet meer is” (12 april 2023) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    David Lagercrantz
    “Zwarte gaten” (29 augustus 2015) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Sjoerd Klumpenaar
    “Een tegenwicht voor onrust op de beurs” (6 januari 2019) op nrc.nl  
  6.   Weblink bron
    Hester Carvalho
    “Ieder jaartal doet pijn” (14 juni 2012) op nrc.nl  
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be