blauwogen
- (IPA in voorbereiding)
- blauw·ogen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwogen | |
verkleinwoord |
de blauwogen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord blauwoog
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Pseudomugilidae van straalvinnige vissen uit de orde van koornaarvisachtigen (Atheriniformes )
- [2] koornaarvisachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- blauwoogbronlibel, blauwooggrasmot, blauwoogkaketoe, blauwoogmaki, blauwoogsteenduif, blauwoogvlinder
- Het woord blauwogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.