blauwoog
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blauw·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwoog | blauwogen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
- blauwoogbronlibel, blauwooggrasmot, blauwoogkaketoe, blauwoogmaki, blauwoogsteenduif, blauwoogvlinder
Gangbaarheid
- Het woord blauwoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.