• blaf·fe·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord blaffetuur blaffeturen
verkleinwoord - -

de blaffetuurv

  1. (bouwkunde) afsluiting van raam of deur bestaand uit horizontale latten onder elkaar die van boven naar de grond worden afgerold
    • 'Zoet, met dat weer had ge de blaffeturen beter wat vroeger neergelaten, ze houden de kou tegen. [4]
  2. (bouwkunde) afsluiting van een raam, in de vorm van een houten paneel met scharnieren opzij
    • Thuis schreef hij op een bord dat aan de blaffetuur gehangen werd: Duivenmelkers! Zaterdagavond om 8 uur inschrijving op Quievrain, hoeveel de prijs was en dat er 26 regulateurs te huur waren. [5]
  3. (geschiedenis) met perkament of doek bespannen raamwerk dat ter verduistering in een venster kon worden geplaatst
10 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[6]