• Afkomstig van het Noorse woord  blaffe ww 
Naar frequentie 52982
[A]: m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blaff     blaffen     blaffer     blaffene  
genitief   blaffs     blaffens     blaffers     blaffenes  

[A]: blaff, m

  1. (spreektaal) een aangeklede aap, dandy
  2. alleen gebruikt in de uitdrukking gi blaffen i (Maak je geen zorgen!, Let op!)
[B]: o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   blaff     blaffet     blaff     blaffa
blaffene  
genitief   blaffs     blaffets     blaffs     blaffas
blaffenes  

[B]: blaff, o

  1. een korte (knallende) slag von een vaan, vlag of zeil, veroorzaakt door beweging in de lucht
  2. briesje, vleugje, waas, zweem, zuchtje (van wind)
  3. een korte zwake luchtstroom
  4. (figuurlijk) korte, voorbijgaande verbetering of ommezwaai (bijv. van beurskoersen of van de conjunctuur)

blaff

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van blaff