• bin·nen·ko·mend
vervoeging van: binnenkomen
verbogen vorm: binnenkomende

binnenkomend

  1. onvoltooid deelwoord van binnenkomen
stellend
onverbogen binnenkomend
verbogen binnenkomende
partitief binnenkomends

binnenkomend

  1. van iets dat het ergens aankomt of binnenkomt
    • Renes was zichtbaar ontroerd en benadrukte in een kort betoog hoe belangrijk alle binnenkomende gelden zijn voor genezing van neuroblastoom. [1] 
    • Ik ben fan van een bepaald uur op de dag speciaal vrijmaken voor je e-mail beantwoorden. Dan wéét je bij elke mail die binnenkomt: geen paniek, ik heb zo meteen een mailuurtje en dan geef ik antwoord. Ik probeer dan dus ook gedurende de dag niet continu mijn mail te openen en te lezen: binnenkomende mails laat ik oppotten tot mijn mailuur. [2] 
    • ,,Mensen met autisme hebben problemen met het filteren van binnenkomende informatie en het verwerken van prikkels”, legt Geert uit. Medeorganisator Simone (44) vult hem aan: ,,Voor ons is één plus één logischerwijs niet altijd twee. [3]