uitgaand
- uit·gaand
vervoeging van: | uitgaan |
verbogen vorm: | uitgaande |
uitgaand
- onvoltooid deelwoord van uitgaan
- attributief gebruikt
- Via het magazijn binnenkomend en uitgaand materiaal wordt systematisch bijgehouden.
- bijwoordelijk gebruikt
- Ervan uitgaande dat het weer goed blijft, zal de lancering doorgaan.
- Uitgaand van dat aantal gasten, hebben we meer drank nodig.
- [3] uitgaande <naam van een maand>aan het einde van die maand
- • Ze gaan uitgaande mei trouwen.
stellend | |
---|---|
onverbogen | uitgaand |
verbogen | uitgaande |
uitgaand
- deelnemend aan vermaak buitenhuis
- De gemeente gaat overlast die uitgaande jeugd veroorzaken aanpakken.
- een bepaalde omgeving verlatend
- De uitgaande post was dagenlang op de postkamer blijven liggen.
- [1] uitgaande vrouwescort
- [2] uitgaand aspect(astrologie) situatie waarin de hoek tussen een snelle planeet en een tragere groter wordt
- Het woord uitgaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitgaand" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be