bibberend
- bib·be·rend
vervoeging van: | bibberen |
verbogen vorm: | bibberende |
bibberend
- onvoltooid deelwoord van bibberen
- Bibberend van de kou stond ze langs de snelweg, met een telefoon in haar handen. Ze had grote moeite om iemand van de ANWB te pakken te krijgen. "Ik stond ruim een halfuur in de wacht, toen opeens de hoorn erop werd geflikkerd!", vertelt ze verontwaardigd. [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | bibberend |
verbogen | bibberende |
partitief | bibberends |
bibberend
- Het woord bibberend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tubantia S. Quekel 1 maart 2018 'Gouden' ANWB-lid wacht uren in extreme kou op wegenwacht
- ↑ Tubantia H. van Houwelingen 29 december 2017 Zo komen kat, hond én cavia stressvrij de jaarwisseling door
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers