biakkoeskoes
- (IPA in voorbereiding)
- biak·koes·koes
- samenstelling van Biak zn en koeskoes zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | biakkoeskoes | biakkoeskoezen |
verkleinwoord | biakkoeskoesje | biakkoeskoesjes |
de biakkoeskoes m
- (buideldieren) Spilocuscus wilsoni een koeskoes uit het geslacht gevlekte koeskoezen (Spilocuscus) die voorkomt op het eiland Biak in de Geelvinkbaai in het noorden van Papoea (oostelijk Indonesië). De soort is genoemd naar Don E. Wilson van de Smithsonian Institution in Washington, D.C., een vriend en mentor van K.M. Helgen, een van de beschrijvers
- gevlekte koeskoezen, koeskoezen, klimbuideldieren, buideldieren, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- Het woord 'biakkoeskoes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.