bezkopcý

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /bɛskɔptsiː/

Woordafbreking

• bez·kop·cý

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het zelfstandige naamwoord kopec met het voorvoegsel bez- en met het achtervoegsel -ý

Bijvoeglijk naamwoord

bezkopcý

1. heuvelloos; zonder heuvels

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	bezkopcý		bezkopcá	bezkopcé	bezkopcí	bezkopcé		bezkopcá
genitief	bezkopcého		bezkopcé	bezkopcého	bezkopcých
datief	bezkopcému		bezkopcé	bezkopcému	bezkopcým
accusatief	bezkopcého	bezkopcý	bezkopcou	bezkopcé	bezkopcé			bezkopcá
vocatief	bezkopcý		bezkopcá	bezkopcé	bezkopcí	bezkopcé		bezkopcá
locatief	bezkopcém		bezkopcé	bezkopcém	bezkopcých
instrumentalis	bezkopcým		bezkopcou	bezkopcým	bezkopcými