Jezus drijft de duivel uit bij een bezetene
  • be·ze·te·ne
  • afgeleid van bezeten met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord bezetene bezetenen
verkleinwoord

de bezetenev / m

  1. (medisch) iemand die lijdt aan een psychiatrische aandoening
     Opeens zat er een worm in haar maag. Het beest kronkelde als een bezetene. Misselijkheid kwam sterk opzetten.[1]
  2. iemand die heel erg actief met één bepaalde zaak bezig is of heel extreme meningen heeft
  3. (religie) iemand die door de duivel beheerst wordt
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]