Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·winds·per·soon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bewindspersoon bewindspersonen
verkleinwoord bewindspersoontje bewindspersoontjes

Zelfstandig naamwoord

de bewindspersoonm

  1. een vrouwelijk of mannelijk lid van de regering
    • Dat moet u aan de verantwoordelijke bewindspersoon vragen zei de ambtenaar tegen de journalist. 

Gangbaarheid