• be·ve·lend
vervoeging van: bevelen
verbogen vorm: bevelende

bevelend

  1. onvoltooid deelwoord van bevelen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bevelend bevelender bevelendst
verbogen bevelende bevelendere bevelendste
partitief bevelends bevelenders -

bevelend

  1. op een dwingende, commanderende manier
    • Niet het verbond en de doop gaan voorop, maar het Woord. God komt tot ons met Zijn Woord en vraagt ons aandachtig te luisteren. De plicht en dus ook het recht om tot Christus te komen, liggen niet in het verbond en de doop, maar in Zijn nodigende en bevelende Woord, dat ons gepredikt wordt (Rom. 16:26). [1] 
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Reformatorisch Dagblad Jaap Theunisse 11-06-2018 Evangelieverkondiging is zonder voorbehoud
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be