• be·to·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
betonen
betoonde
betoond
zwak -d volledig

betonen

  1. ergens de aandacht op vestigen, bijv. door klemtoon of nadruk
    • 'Waarom moet je elke lettergreep steeds betonen? Ik word er doodmoe van. 
  2. (verouderd) ergens blijk van geven
    • Jegens zijn geldschieter heeft hij zijn dankbaarheid betoond. 

de betonenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord betoon
80 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]