betoon
- be·toon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | betoon | betonen |
verkleinwoord |
het betoon o
- een blijkgeving, een betuiging
vervoeging van |
---|
betonen |
betoon
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betonen
- Ik betoon.
- gebiedende wijs van betonen
- Betoon!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betonen
- Betoon je?
- Het woord betoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "betoon" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be