betaler
- be·ta·ler
- Naamwoord van handeling van het Nederlandse werkwoord betalen met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | betaler | betalers |
verkleinwoord | betalertje | betalertjes |
de betaler m
- iemand die betaalt
1. iemand die betaalt
- Het woord betaler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "betaler" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- be·ta·ler
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Deense werkwoord betale met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 746 |
---|
betaler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betale
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | betaler | betaleren | betalere | betalerne |
genitief | betalers | betalerens | betaleres | betalernes |
betaler
- en dårlig betaler
een wanbetaler
- betaler in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- be·ta·ler
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord betale met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 724 |
---|
betaler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betale
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | betaler | betaleren | betalere | betalerne |
genitief | betalers | betalerens | betaleres | betalernes |
betaler
- en sikker betaler
een veilige betaler
- be·ta·ler
betaler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betala
betaler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betale