stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
payer
payais
payé
eerste groep volledig

payer

  1. betalen

se payer

  1. wederkerend (spreektaal) zich trakteren op
    «On va se payer du bon temps. / On va s’en payer une tranche.»
    We gaan het er eens goed van nemen. [1]
  2. wederkerend (spreektaal) het doen met, vrijen met [1]
  3. wederkerend (spreektaal) lens slaan, op z'n mieter geven [1]
  4. wederkerend (spreektaal) aanrijden, inrijden op
    «Ce coureur de F1 s’est payé un tronc d'arbre.»
    Die Formule 1-coureur is tegen een boomstam aangereden. [1]