beplanten
- be·plan·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beplanten |
beplantte |
beplant |
zwak -t | volledig |
beplanten
- overgankelijk (een terrein) bezetten met de geschikte planten
- Onze tuinier heeft het linkse perk beplant met rododendrons.
1. bezetten met de geschikte planten
- Het woord beplanten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beplanten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be