benodigen
- be·no·di·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
benodigen |
benodigde |
benodigd |
zwak -d | volledig |
benodigen
- overgankelijk nodig hebben
- De ondersteuning van het leger was benodigd om het karwei te klaren.
1. nodig hebben
- Het woord 'benodigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.