trenge
- tren·ge
- Afkomstig van het Deense werkwoord trænge, dat van de Oudnoorse werkwoorden þröngva en þryngva afgeleid is
Naar frequentie | 1401 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | trenge |
tegenwoordige tijd | trenger |
verleden tijd | trengte |
voltooid deelwoord |
trengt |
onvoltooid deelwoord |
trengende |
lijdende vorm | trenges |
gebiedende wijs | treng |
vervoegingsklasse | Klasse 2 zwak |
opmerking |
trenge
- overgankelijk behoeven, benodigen, nodig hebben
- «Noen personer trenger ikke visum for å besøke Norge, fordi de har pass fra land som Norge har avtale med.»
- Sommige mensen hebben geen visum nodig om Noorwegen te bezoeken omdat ze een paspoort uit landen hebben waarmee Noorwegen een afspraak heeft.
- «Noen personer trenger ikke visum for å besøke Norge, fordi de har pass fra land som Norge har avtale med.»
- overgankelijk doordringen, dringen, verdringen
- [2]: trenge inn
- [2]: trenge seg
- [1]: trenges
- tren·ge
- Afkomstig van het Deense werkwoord trænge, dat van de Oudnoorse werkwoorden þryngva en þryngja afgeleid is
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | trenge trenga |
tegenwoordige tijd | trenger |
verleden tijd | trengde |
voltooid deelwoord |
trengt |
onvoltooid deelwoord |
trengande |
lijdende vorm | trengast |
gebiedende wijs | treng |
vervoegingsklasse | Klasse 3 zwak |
opmerking |
trenge
- overgankelijk behoeven, nodig hebben
- overgankelijk doordringen, dringen, verdringen
- overgankelijk, (figuurlijk) indringen (in een stof)
- [1]: trenge om
- [1]: trenge til
- [2]: trenge på
- [2]: trenge saman
- [2]: trenge seg fram
- [2]: trenge unna
- [2]: trenge ut
- [2-3]: trenge inn i
- [3]: trenge inn på
- [1]: trengast