bemonsteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bemonsteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bemonsteren | te bemonsteren | ||||||
toekomend | zullen bemonsteren | te zullen bemonsteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bemonsterd | te hebben bemonsterd | ||||||
toekomend | bemonsterd zullen hebben | bemonsterd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
bemonsterend | bemonsterd | ev. bemonster |
mv. verouderd bemonstert |
bemonstere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | bemonster | bemonstert | bemonstert | bemonstert | bemonstert | bemonsteren | bemonsteren | bemonsteren | |
verleden (o.v.t.) | bemonsterde | bemonsterde | bemonsterde | bemonsterde | bemonsterde | bemonsterden | bemonsterden | bemonsterden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal bemonsteren | zult/zal bemonsteren | zult/zal bemonsteren | zult bemonsteren | zal bemonsteren | zullen bemonsteren | zullen bemonsteren | zullen bemonsteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bemonsteren | zou bemonsteren | zou(dt) bemonsteren | zoudt bemonsteren | zou bemonsteren | zouden bemonsteren | zouden bemonsteren | zouden bemonsteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bemonsterd | hebt bemonsterd | hebt/heeft bemonsterd | hebt bemonsterd | heeft bemonsterd | hebben bemonsterd | hebben bemonsterd | hebben bemonsterd | |
verleden (v.v.t.) | had bemonsterd | had bemonsterd | had bemonsterd | hadt bemonsterd | had bemonsterd | hadden bemonsterd | hadden bemonsterd | hadden bemonsterd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal bemonsterd hebben | zal/zult bemonsterd hebben | zult/zal bemonsterd hebben | zult bemonsterd hebben | zal bemonsterd hebben | zullen bemonsterd hebben | zullen bemonsterd hebben | zullen bemonsterd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bemonsterd hebben | zou bemonsterd hebben | zou/zoudt bemonsterd hebben | zoudt bemonsterd hebben | zou bemonsterd hebben | zouden bemonsterd hebben | zouden bemonsterd hebben | zouden bemonsterd hebben |