• be·droefd·heid
  • afleiding van bedroefd met het achtervoegsel -heid [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bedroefdheid
verkleinwoord

de bedroefdheidv

  1. het verdrietig zijn
     De Nigeriaanse president Muhammadu Buhari heeft de gebeurtenis dinsdag in een reactie een “hele vervelende operationele fout” genoemd. Hij heeft naar eigen zeggen met “diepe bedroefdheid” kennis genomen van het nieuws en riep de bevolking op kalm te blijven.[3]
     Al die aandacht heeft zeker te maken met de hedendaagse, door de media verhevigde rouwrage rond beroemdheden, maar ik twijfel niet aan de oprechte bedroefdheid van de echte fans. Zij hebben iets in Bowie ontdekt waar ik kennelijk blind of ongevoelig voor was.[4]
99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. bedroefdheid op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Etienne Verschuren
    “Nigeria bombardeert per ongeluk vluchtelingenkamp” (17 januari 2017) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Frits Abrahams
    “Zonder Bowie” (13 januari 2016) op nrc.nl  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be