bebouwing
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bebouwing (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈbɑuwɪŋ / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /bə.ˈbʌʊ̯.β̞ɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈbɔʊ̯.β̞ɪŋ/
- (Limburg): /bə.ˈbaʊ̯.wɪŋ/
Woordafbreking
- be·bou·wing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bebouwing | bebouwingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bebouwing v
- het construeren van een gebouw op een stuk land
- Het land werd drooggelegd en geschikt gemaakt voor bebouwing.
- de gebouwen op een stuk grond
- Op rijksniveau wordt in de Nota Ruimte 2006 een paragraaf gewijd aan 'Optimale benutting van de bestaande bebouwing en ruimte voor nieuwbouw'.
Vertalingen
1. het construeren van een gebouw op een stuk land
Gangbaarheid
- Het woord bebouwing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bebouwing" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be